Polyvagale Theorie

Ons autonome zenuwstelsel, dat vitale lichaamsfuncties zoals de ademhaling en de hartslag regelt via feedback-loops, heeft zich ook fylogenetisch ontwikkeld in fasen. Stephen Porges gaat ervan uit dat de nervus vagus (10e hersenzenuw) in twee delen is verdeeld. In zijn polyvagale theorie (1995/2001) wijst hij op het immense belang ervan binnen de parasympathische regulatie van ons zenuwstelsel en dus ook van ons gedrag.

Hij onderscheidt drie afzonderlijke neurale circuits, die elk verschillende adaptieve gedragsstrategieën mogelijk maken

Het dorsale vagus complex:

Wordt geactiveerd door de perceptie van levensbedreigend gevaar en bevordert het behoud van middelen door passieve vermijding en immobilisatie (flauwvallen, dead point ref ex etc.). De prevalentie van het ruggenmergcomplex is vooral te zien in minder gunstig gedrag zoals terugtrekking, apathie, berusting, demotivatie en belangeloosheid.

Bij kinderen wijzen symptomen zoals ADHD, defecatie/enurese, weinig sociaal gedrag, lage gelaatsuitdrukkingen, etc. vooral op dorsale regulatie.

Het sympathische zenuwstelsel:

wordt geactiveerd door de perceptie van gevaar. Het bevordert verdediging en noodreacties door het mobiliseren van middelen in de zin van bekend gevechts- of ontsnappingsgedrag. Hiervoor is veel energie nodig. Als het sympathische systeem eenmaal geactiveerd is, is het ook moeilijk om het weer uit te schakelen.

De gevolgen kunnen dan ongepaste reacties zijn, zoals angst en agressiviteit, bij kinderen met ADHD, maar ook het voorstadium van het bekende burn-out syndroom.

Het ventrale vaguscomplex volgens Porges beschrijft dit deel het fylogenetisch meer recente deel van het autonome zenuwstelsel dat ontspanning en kalmte bevordert door de invloed van het sympathische zenuwstelsel op het hart te remmen.

Neuroanatomisch gezien is het ook verbonden met de hersenzenuwen die de spraak en de gezichtsuitdrukkingen controleren. Een zogenaamd "sociaal contactsysteem", dat de controle van de gezichts- en hoofdspieren mogelijk maakt en daardoor ook ons sociaal gedrag beïnvloedt.

Het probleem: het ventrale vaguscomplex schakelt alleen in als de persoon zijn of haar omgeving als voldoende veilig ervaart. Maar hoe weet ons zenuwstelsel wanneer de omgeving veilig, gevaarlijk of levensbedreigend is? Met andere woorden: Wat activeert uiteindelijk welk deel van het autonome zenuwstelsel? Het antwoord: doormiddel van neuro-receptie.