Hoe werkt AVWF?

Muzikale stimulatie van het autonome zenuwstelsel - met name de nervus vagus - verbetert de regulatie tussen het autonome en het centrale zenuwstelsel. De ingebedde impulsen worden via de middenoorspieren doorgegeven aan de nervus vagus, die door de nervus vagus naar de hersenen (= component van het centrale zenuwstelsel) en naar het autonome zenuwstelsel wordt getransporteerd.

Door het gelijktijdig pulseren van afferente en efferente zenuwvezels van de nervus vagus kan de verkeerde volgorde van activering van ons zenuwstelsel onder stress worden gecorrigeerd en zo het innerlijke evenwicht worden hersteld. Bovendien krijgen de hersenen voortdurend een soort van zekerheid, die kan worden afgeleid uit de vorming van vier-Hz-frequenties in het EEG, die anders alleen in diepe slaap, dat wil zeggen in een staat van diepste ontspanning, voorkomen.

Op deze manier kan het lichaam uiteindelijk terugkeren naar de innerlijke homeostase (reactivering van het ventrale vaguscomplex) en zo de basis leggen voor een verbetering van de hogere lichaamsfuncties. Het begrip “stress” en de effecten daarvan gaat terug op onderzoek van Hans Selye. Hij definieert stress "als een niet-specifieke reactie van het organisme op de verstoring van het [innerlijke] evenwicht en als de poging om dit evenwicht te herstellen" (Birbaumer & Schmidt, 1999).

Selye beweert dus voor het eerst dat verschillende stressoren dezelfde drie reactiestadia op biologisch niveau bij alle mensen veroorzaken en onderscheidt hierin:

I) Alarmreactie: In dit stadium neemt het organisme de overstimulatie/stress waar. Het organisme probeert dit tegen te gaan door al zijn krachten te mobiliseren. Dit leidt tot een alarmreactie, die gepaard gaat met de activering van het sympathische zenuwstelsel.

II) Weerstandsfase: In dit stadium probeert het organisme zich aan te passen aan de belasting door permanent middelen te mobiliseren. Dit wordt onder andere zichtbaar in een verhoogde rustpuls. Als het aanpassingsvermogen wordt overschreden of het organisme niet langer de energie kan leveren die nodig is om de stress te verwerken, treedt het derde stadium in.

III) Stadium van uitputting: In het stadium van uitputting gaat het vermogen van de aanpassingskrachten verloren. Het is niet meer mogelijk om voldoende energie te leveren en het stressmanagement kan niet meer worden gewaarborgd. Het organisme wordt overbelast.

De uitputtingsfase gaat onder andere gepaard met een sterk verminderde rustpuls. Vooral bij chronische stress wordt de eerste alarmreactie vaak overgeslagen en bevindt het organisme zich permanent in een toestand van weerstand of, in extreme gevallen, uitputting. Deze stadia komen tot op zekere hoogte overeen met het overwicht van de oudere systemen (sympathische en dorsale vagus) in het autonome zenuwstelsel.

Als het organisme voortdurend maximale prestaties levert (constante staat van spanning en activering), leidt dit vroeg of laat tot "slijtage", die zich kan uiten in verschillende symptomen, waaronder

  • Cardiovasculaire klachten (duizeligheid, hartkloppingen, ademhalingsmoeilijkheden)

  • pijn (bijv. hoofdpijn, nek- of rugpijn)              

  • Slaapstoornissen Aandoeningen van het maag-darmkanaal (spijsverteringsproblemen, constipatie, ...)

  • Verlies van de aandrijving

  • Nervositeit en innerlijke onrust

  • Concentratieproblemen, enz.

stimuli.jpg

Concentratieproblemen ontstaan onder andere door de effecten van stress op de verwerking van stimuli. Wanneer bijvoorbeeld de oudere systemen in het autonome zenuwstelsel overheersen (sympathicus zenuwstelsel, dorsale vagus), treedt geen of slechts een tragere verwerking van prikkels op via de hersenschors.

De evaluatie van de situatie en de besluitvaardigheid door de hersenen wordt dus beperkt, of zelfs volledig verhinderd, en het lichaam reageert met verdedigingsreflexen of bevriest in een beangstigende reactie. Informatie uit de omgeving kan dus niet meer efficiënt en adequaat worden verwerkt onder permanente stress.

Als gevolg daarvan worden zelfs reacties op onschuldige situaties uitsluitend door het impliciete geheugen gestuurd. Bovendien is het zo dat, terwijl de hersenen hun activiteiten bijna stopzetten, precies het tegenovergestelde gebeurt in het impliciete circuit. Informatie wordt niet meer voor-gefilterd, maar komt on geïnterpreteerd en met een hogere "bitsnelheid" dan normaal het organisme binnen. Deze stimuli zoeken voortdurend naar uitwegen en ontsnappingsmogelijkheden of naar mogelijkheden voor tegenaanvallen. Dus als door een slechte regulatie in het autonome zenuwstelsel hogere functies inefficiënt functioneren, krijgen de lagere delen de overhand en de controle.